Paniek

Paniek

Bij een paniekstoornis hebben kinderen of jongeren regelmatig paniekaanvallen zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak. Die aanvallen bestaan uit bijvoorbeeld een versnelde hartslag, zweten, duizeligheid, flauwvallen, misselijkheid en soms ook doodsangst. Regelmatig ontstaat daarbij ook een specifieke angst voor drukke situaties, de zogenaamde agorafobie of pleinvrees.

Wat wij weten

De eerste paniekaanval bij kinderen is over het algemeen het gevolg van een confrontatie met iets waar het kind bang voor is. Dit kan bijvoorbeeld een spin zijn, de angst te moeten spugen in de klas, een onbekende die het kind aanspreekt of spanning voor een toets. Bij volwassenen zien we soms dat de paniekaanval echt uit het niets ontstaat, maar dit wordt eigenlijk zelden waargenomen bij kinderen. De angst kan best terecht zijn, maar de paniek staat niet in verhouding tot de angst. 

Na een eerste paniekaanval zien we dat kinderen in een vicieuze cirkel belanden. Ze worden bang dat de paniekaanval zich zal herhalen en juist door deze angst kan de paniek weer de kop opsteken. Zo houdt de paniek zichzelf in stand. We spreken in dit geval van anticipatie-angst: angst voor de angst.

Wat wij bieden

Cognitieve gedragstherapie is ook bij deze angststoornis de eerste keuze, met daarbij in elk geval de volgende behandelcomponenten:
• het oproepen van fysieke kenmerken die optreden bij paniek zoals duizeligheid, kortademigheid en zweten) door middel van oefeningen. Oefeningen kunnen onder meer zijn: rustig nee schudden, met het hoofd tussen de benen hangen, adem inhouden, hyperventileren.
• Informatie geven over de fysiologische processen die vooraf gaan aan een paniekaanval.